Wat is mimesis? Hoe werken mimetische processen?
Mimesis betekent: nadoen – zich gelijk maken – gaan lijken op – uitbeelden – tot uitdrukking brengen – een besef hebben van een toekomstige mogelijkheid – het uitleven van het creatieve moment – optreden en performatief handelen –
Mimesis maakt het de mensen mogelijk om uit zichzelf te treden, de buitenwereld in de innerlijke wereld naar binnen te halen en de innerlijke wereld uit te drukken. Ze brengt een nabijheid tot de objecten tot stand die anders niet bereikbaar zou zijn en is daarom ook een noodzakelijke voorwaarde voor begrijpen en verstaan. De wisselwerking tussen het menselijk binnen en buiten creëert een mimetische spiraal waarin mensen steeds meer de werkelijkheid doordringen en de werkelijkheid de mensen steeds meer doordringt.
Kunst, literatuur, dichtkunst en esthetiek zijn gelijkluidend met mimesis. De mimetische bekwaamheid speelt bovendien in alle gebieden van menselijk handelen, voorstellen, spreken en denken een rol en is een noodzakelijke voorwaarde voor het maatschappelijk leven. Met name de beeldenvloeden, die oorspronkelijk op gang kwamen na de toepassing van de boekdrukkunst, vervolgens door de opkomst van radio en televisie en tenslotte, overweldigend en als een tsunami, door de globalisering in het World Wide Web, leiden tot toenemende esthetisering van het maatschappelijk leven waardoor mimetische processen steeds prominenter worden. Omgekeerd: zonder mimesis als analytisch instrument kunnen de esthetisering van de samenleving en de fractionering van de wetenschap überhaupt niet begrepen worden.
Inderdaad; de samenleving en de wetenschap bestaan al lang niet meer. Net als de mens1.
Beelden vervangen in het dagelijks leven “werkelijkheidservaringen” en “waarheid”. Voor het dagelijks leven wordt “werkelijkheid” niet tot beelden, maar “beelden” worden tot “werkelijkheid”. Een pluraliteit van “beeld-werkelijkheden” ontstaat.
Het verschil tussen werkelijkheid en fictie verdwijnt.
Mimesis richt zich naar voren, naar de toekomst. Zij neemt het verleden en de traditie mee op een verwerkende wijze. Het principieel open karakter van het kunstwerk maakt de wending mogelijk naar het nog–niet–vervaardigde. Het doel is niet vastgelegd; het ontvouwt zich evenzeer in zijn worden als in zijn receptie.
Als voorbeeld kan het beeld van Zeus gelden, vervaardigd door Phidias.
De vraag rijst of er een voorbeeld heeft bestaan voor dit beeld en waar dan. Er kan echter geen voorbeeld voor dit beeld hebben bestaan. Daarom is dit beeld nieuw. In het kunstzinnige proces zelf, in het werken aan het materiaal is het ontstaan. Wie het beeld ziet, herkent het beeld, alhoewel men het voorbeeld “Zeus” niet kent, dat voor deze weergave ook niet heeft bestaan. Hyperbolisch kan je beweren, dat het kunstwerk “een beeld is dat op zoek is naar een voorbeeld”, dat geschapen wordt, “om in de geest van de mensen een voor-beeld te vinden en zo zijn bestemming te vervullen, om beeld te worden”.
Dit “beeld” is niet eenduidig. Het is geen “antwoord”, echter eerder een vraag, die door het kunstwerk aan de recipiënt wordt gesteld en die deze op onderscheiden wijze kan beantwoorden. Door de impliciete structuur in het kunstwerk of literaire werk worden beelden, zinsamenhangen en duidingen vervaardigd, die pas de complexiteit en materialiteit van het kunstwerk uitmaken. Zo gezien ontstaan kunst en literatuur pas in het samenwerken van werk en recipiënt. Daardoor verplaatst de mimetische verhouding zich. Het kunstwerk laat zich niet meer begrijpen als een nabootsing van een voorbeeld. Veeleer vindt de nabootsing plaats tussen het kunstwerk en de recipiënt. Als lokalisering van mimetisch gedrag verkrijgt de esthetische ervaring een centrale zin en betekenis. Het kunstwerk bevat weliswaar bepaalde inhouden en vormen, zinsverbanden en uitspraken; deze verkrijgen echter pas in de “esthetische ervaring”, oftewel in de “akt van het lezen” (Iser) hun leven(digheid).
Mimetische processen beïnvloeden de verhouding van de mensen tot de natuur, de maatschappij en tot de ander. Elke ontmoeting tussen mensen is op hun mimetische bekwaamheid aangewezen, want zonder deze zijn sympathie, begrip en intersubjectiviteit niet mogelijk.
In “mimiek” wordt duidelijk: De mime bootst niets meer na, noch een zaak, noch een handeling, noch een realiteit, noch een tekst. Wat hij uitbeeldt, bestaat niet buiten zijn weergave; er is geen verband met gelijkenis of waarheid in relatie tot iets wat buiten de uitvoering van zijn gebaren aanwezig is. Aan de gebaren gaat niets vooraf; de mime opent iets, hij gaat aan de slag met een <witte bladzijde> zonder zich te onderwerpen aan de autoriteit van een boek. <<De mime schrijft zichzelf op, en in, een witte bladzijde, hij is de bladzijde, hij moet zichzelf inschrijven, inkerven in gebaren en spelen van de fysiognomie. Bladzijde en schrijfgerei, de Arlecchino is tegelijk passief en actief, materie en vorm, auteur, middel en beslag van zijn mimodrama2.>>
1 Alle slimmigheden in het vervolg (in het bovenstaande) zijn afkomstig van de onderstaande boeken. De onnozelheden heeft Eef uit zijn duim gezogen. De vertalingen ook.
- Mimesis. Door Christoph Wulf, in „Vom Menschen“, 1997. Bovendien maakt Christoph in het bovenstaande gebruik van:
- Mimesis. Zuckerkandl, 1958
2: La double Séance. In: La Désimenation, van Jacques Derrida; 1972
Uitgeverij Mimesis, taalspelen, Ludwig Wittgenstein, ZijnInstituut, De Vrije Loop, Eef Veenman, Regina Veenman, versies van de werkelijkheid, smaak, pierre Bourdieu, Christoph Wulf, Dietmar Kamper, verbeeldingskracht, LotusProces,