Het mimetische lichaam.
De werkelijkheid is geen gegeven; de werkelijkheid, eigenlijk de werkelijkheden, zijn sociaal gevormd1. Dat geldt ook voor het eigen lichaam. Het handelende ik oefent voortdurend op het eigen lichaam een sociale vorming uit. Merleau-Ponty benadrukt dat de sociale wereld het gehele lichaam doordringt en dat in deze wederzijdse wisselwerking en doordringing van persoon en wereld het zogenaamde “ik” wordt gevormd: als een directe en van het lichaam onscheidbare “instantie”, als een sociaal en cultureel geschapen constructie, die alleen maar analytisch, dus alleen in taal, van het lichaam kan worden gescheiden2.
Ook in het kunstzinnige scheppingsproces speelt het lichaam van de kunstenaar een veel grotere rol dan algemeen wordt aangenomen. Via zijn lichaam is de kunstenaar met de werelden “verhaakt”, “veelvuldig kruiselings verbonden”. De wereld groeit als het ware als een plant in het lichaam en komt erin vast te zitten. Hij wordt bestanddeel van zijn innerlijke beeldenwereld en zijn lichaam. Dit proces is mimetisch. In zijn verloop “wordt” het lichaam van de kunstenaar steeds meer de wereld en komt het lichaam steeds meer overeen met de wereld. De kunstenaar maakt de wereld tot een deel van zijn lichaam. Op die manier resulteert een “uitbreiding” van zijn lichaam door het inlijven van de wereld. Deze processen zijn lichamelijk; ze zijn zinnelijk en voltrekken zich in hoge mate onbewust. Ze scheppen materiaal in het innerlijk van het lichaam van de kunstenaar dat in het kunstzinnige scheppingsproces omgevormd en met behulp van de fantasie tevoorschijn gebracht wordt.
Mimetisch zijn processen die zich tot andere handelingen of werelden verhouden, dus er betrekking op hebben, die zich als lichamelijke opvoering of enscenering laten begrijpen, die op zichzelf staande handelingen zijn, die vanuit zichzelf begrepen en op andere handelingen of werelden betrokken kunnen worden. Deze mimetische processen kunnen diachroon of synchroon zijn. (Diachroon wil zeggen: de volgorde in de tijd, in de historische ontwikkeling en evolutie. Synchroon wil zeggen: gelijktijdig, op een bepaald ogenblik, zonder rekening te houden met de historische evolutie.) Als vormen van de herinnering kunnen mimetische processen zich richten op het verleden; als vormen van directe verwerking kunnen ze zich op het heden richten, op wat – tegenwoordig – is. Ze bevatten enerzijds een component, die door de “wereld” geconstitueerd wordt, de wereld waar de mimetische processen zich op richten; en anderzijds een individuele component die door de bijzonderheid en uniciteit van de individuele mens, zijn historische en culturele situatie, zijn individuele constitutie en levensverhaal wordt bepaald. Daarom zijn mimetische processen voor zoverre creatief (en niet reproductief en imiterend), als de individuele mens aspecten van de wereld, waarop hij zich richt, in relatie brengt met aspecten van zijn al bestaande wereld. Dit gebeurt net als bij het “spinnen van een garen”, waarbij “vezel aan vezel” wordt gedraaid, zodat “vele vezels in elkaar overgaan”3. Welke garens gebruikt worden, is verschillend, zodat een gecompliceerd net van overeenkomsten en gelijksoortigheden onstaat dat karakteristiek is voor mimetisch handelen. Ludwig Wittgenstein beschrijft dit net met behulp van het concept van de “familiegelijkenis”.
Voor het handelen van de kunstenaar en de vorming van het materiaal zijn de mimetische vaardigheden van het menselijke lichaam centrale vereisten. Weliswaar verklaren ze het kunstzinnige scheppingsproces niet, doch scheppen ze belangrijke voorwaarden voor het scheppingsproces.
1. Das Rätsel des Humanen. Eine Einführung in die Historische Anthropologie. Christoph Wulf, 2013
2. Le Visible et l’Invisble. Maurice Merleau-Ponty, 1964.
3. Philosophische Untersuchungen. Ludwig Wittgenstein, 1954.
Uitgeverij Mimesis, taalspelen, Ludwig Wittgenstein, ZijnInstituut, De Vrije Loop, Eef Veenman, Regina Veenman, versies van de werkelijkheid, smaak, Pierre Bourdieu, Christoph Wulf, Dietmar Kamper, Gunter Gebauer, verbeeldingskracht,